Historie

Cimetière du Sud werd op 25 juli 1824 geopend als tweede van de drie buiten de stad gelegen begraafplaatsen.

Oorspronkelijk was de begraafplaats 10 ha groot, maar in 1847 werd dit uitgebreid tot bijna 19 ha, wat de begraafplaats de op één na (Père-Lachaise) grootste van de stad Parijs maakt. Deze uitbreiding is makkelijk te herkennen door dat een weg de beide delen scheidt.
De begraafplaats is recht van vorm, alle sectoren zijn min of meer symmetrisch en rechthoekig. Het terrein is vlak, zijn er nauwelijks hoogteverschillen. Hierdoor doet de begraafplaats zakelijker en minder romantisch aan dan bv Père-Lachaise en Montmartre.

Sinds de opening zijn meer dan 300.000 personen begraven op cimetière Montparnasse, jaarlijks komen daar rond de duizend personen bij. Er zijn meer dan 35.000 graven, veelal met grafmonumenten.

In de 16de eeuw deed het terrein dat nu de kruising Vavin-Raspail is, dienst als vuilstortplaats voor de Parijzenaars. Puin en steenslag, afkomstig uit de nabij gelegen steengroeves, werd in grote hoeveelheden opgehoopt.
In de 17de eeuw werd deze hoofdzakelijk kunstmatige heuvel de naamsaanduiding voor het gebied.
Studenten uit het quartier Latin bezochten het gebied om wat frisse lucht in te happen en te ontspannen. Onder hen bevond zich ook Voltaire, van het Collège Jésuite de Clermont, nu het Lycée Louis-le-Grand.

Op het terrein van de huidige begraafplaats bevonden zich in de 17de eeuw twee boerderijen, die deel uitmaakten van een ziekenhuis en een landgoed van de Frères de la Charité. Deze geestelijken bouwden in deze periode de molen, die nu nog, weliswaar zonder zijn wieken, te vinden is op het noord-westelijk deel van de begraafplaats.

Tijdens de revolutie wordt het terrein geconfiqeerd, zoals zovele schatten van van de kerk. De ambtenaren die de lijken die niet geclaimed werden van het ziekenhuis moesten begraven, deden dit op het terrein dat nu de begraafplaats vormt, daarmee een startschot gevend voor de aanleg van de officiële begraafplaats.

In het begin van de 19de eeuw legt de gemeente Parijs beslag op het terrein om er de begraafplaats te vestigen voor de overledenen afkomstig van de Rive Gauche. Doordat niet meer begraven mocht worden op de cimetère Sainte-Chatherine en cimetière Vaugirard (overigens is dit niet de huidige cimetière Vaugirard), ontstond deze behoefte aan een nieuw en buiten de stad gelegen terrein. Met de toevoeging van het nieuwe deel in 1847, en de annexatie van randgebieden van Parijs en de vestingwerken van Thiers maakt de begraafplaats sinds 1860 deel uit van de stad Parijs.

Aan het eind van de 19de eeuw verbreed men enkele wegen rond de begraafplaats (1878-1892) en maakt men ook een verharde weg tussen de beide delen aan (Rue Émile-Richard - 1890). Dit verkleind het terrein weer iets, maar na 1892 behoudt het terrein zijn afmetingen.

Hoewel voor velen een eigen graf werd aangelegd, bleven de ambtenaren van de stad Parijs de lijken die niet geclaimed werden, begraven op Montparnasse. Hiervoor werd een klein omheind terrein langs de rue Émile-Richard aangelegd, genaamd 'des hôpitaux'. In 1861 zijn de stoffelijke resten hieruit overgebracht naar cimetière d'Ivry.

Sinds 1824 is een speciaal deel gereserveerd voor veroordeelden tot de doodsstraf. De Joden werden in die periode begraven in wat nu devisie 5 is. In 1881 werd deze restrictie opgeheven, maar men vindt nog veel Joodse graven in de 5de en de 30ste devisie. Tot 1882 hadden veel religieuze ordes hun eigen - gratis - stukje grond op cimetière Montparnasse, even als de gepensionneerde van het Hôtel des Invalides dit hadden van 1833 tot en met 1882. Degene die vroeger begraven werden op het oude parochie-kerkhof Vaugirard, konden in 1882 weer begraven worden op het huidige Vaugirard.

Dichtbij het deel waar op een eerder moment de ter dood veroordeelden werden begraven, werden op 23 september 1830 de stoffelijke overschotten van de 'Quatre Sergeants de la Rochelle' herbegraven. De 4 serganten zouden deel hebben uitgemaakt van de Carbonari, een organisatie die ten doel had Frankrijk op te zetten tegen de Bourbons en het aanwakkeren van de opstanden die gelijktijdig plaatsvonden in La Rochelle, Belfort en Saumur. In 1822 werden ze hiervoor ter dood veroordeeld en terechtgesteld door onthoofding. Zij werden begraven in Clamart en tijdens de Revolutie gerehabilliteerd door de regering. Een monument herinnert aan deze opmerkelijke geschiedenis.

Tegenover dit monument bevindt zich het monument voor de overledenen door de cholera in 1832.
Op het kleine deel van de begraafplaats vinden we een obelisk die ons herinnert aan de bloedige gevechten en de gevallenen tijdens de onrusten die plaatsvonden tussen 21 en 23 mei 1871.

Een opmerkelijk verhaal gaat over een sergant genaamd François Bertrand. In 1848 en op 25-jarige leeftijd zou hij zich hebben vergrepen aan de lichamen van overledenen, die hij ook verminkte. Er werd door de politie een klopjacht gehouden om deze man, die hoofdzakelijk op Montparnasse actief was, te grijpen. Dit lukte toen hij in de val liep en zijn been verwond werd door een schot hagel. Hoewel hij nog kon ontkomen naar Val-de-Grâce, werd hij enkele dagen later opgepakt. Op 27 en 28 juni werd 1849 werd hij voorgeleid voor de Raad die hem de maximale straf voorschreef; een celstraf van één jaar. Na zijn vrijlating pleegde hij zelfmoord. Daarvoor had hij nog in een brief aan zijn behandelend arts uitgelegd wat zijn beweegredenen voor de necrofilie uiteindelijk hoofdzakelijk het verlangen tot verminking van de lijken was.

Doordat de wijk Montparnasse van oudsher veel kunstenaars heeft aangetrokken, zijn er vele graven van schilders, beeldhouwers en schrijvers te vinden. Door die uitstraling is de begraafplaats nog steeds erg populair, zowel voor de beroemdheden die er begraven willen worden, als door levenden die er graag een zoektocht naar graven van beroemdheden houden......

GraveYart (Informatiebord - Montparnasse)
Klik op het informatiebord om deze te vergroten.